Iemand vertrouwde mij laatst toe dat ze vooral naar de kerk kwam om een beetje hoop te krijgen in een wereld die zo weinig hoop te bieden heeft. En dat kon ik me heel goed voorstellen. Als je door de week zoveel slecht nieuws te verwerken krijgt, over hele dorpen die met de grond gelijk worden gemaakt, met de burgers er nog in, die ook niet kunnen vluchten omdat ze dan wandelende schietschijven worden, dan zinkt de moed je in de schoenen. Of je zit zelf met een paar flinke problemen. Dan wil je niet op zondag ook nog sombere verhalen horen. Dus laat ik maar geen andere voorbeelden geven van wat ons soms moedeloos kan maken.

Wel is het goed om het onderwerp “hoop” wat meer te verdiepen. Het is immers de laatste zondag van advent, een goed moment om ons af te vragen hoe het eigenlijk staat met onze hoop voor de toekomst. Dat het straks Kerstmis wordt is wel zo goed als zeker, en dat Christus is geboren nog meer, maar hoe hoopvol kunnen wij zijn voor onze wereld, voor onze naaste en voor onszelf? Want over al die gebieden hebben wij zo onze eigen indringende vragen en onzekerheden.

Het verband met geloof

Het werkt niet om tegen iemand te zeggen: hier heb je een pakketje hoop, veel succes ermee. Misschien had ik daardoor ook altijd wat moeite met het liturgische jaar. Vaak ben ik niet, nog niet of al niet meer in de stemming voor advent, de 40 dagentijd of een bepaald feest.
Maar het geeft me wel altijd weer een ander perspectief en het laat me reflecteren op waar ik op zo’n moment sta. De reden dat zulke jaarlijkse thema’s en rituelen toch nuttig zijn, heeft volgens mij alles te maken met het geloof. In Hebreeën 11 lezen we: “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien”. In oudere vertalingen werd zelfs gesproken over “de zekerheid van de dingen waarop we hopen”. De vertalers vonden het woordje ‘zekerheid’ waarschijnlijk net iets te sterk. Maar een fundament, een grondslag, een essentie, een onderliggende werkelijkheid, dat is het geloof zeker.
Het is moeilijk om hoop te hebben als dat niet ergens over gaat. In Engelse vertalingen wordt ook wel het woord substantie gebruikt. En hetzelfde woord in het Grieks, hupostasis, zou later ook worden gebruikt om de vereniging van het goddelijke en het menselijke in Christus aan te duiden. Je zou kunnen zeggen: het geloof houdt alles bij elkaar en het geeft aan waar onze hoop op gericht mag zijn.

Micha

Alle lezingen van vandaag gaan over hoop. Micha herinnert ons vooral aan het kleine begin dat grote gevolgen kan hebben. Aan het plaatsje Bethlehem dat op de één of andere manier zou bijdragen aan de komst van de Messias. Verwachten wij het soms niet teveel van de grote machten? Om een voorbeeld te geven: je bent het eens met een kleine politieke partij, maar stemt toch op een grote die meer macht heeft, want anders gaat je stem verloren, denk je. Echt waar? Gaat je stem niet juist verloren wanneer je kiest voor een grijs gemiddelde?

En wat Micha ook aangeeft is het uiteindelijke resultaat van Gods plan: vrede, veiligheid en hereniging. Als door een wonder. Het komt dan ook niet puur vanuit onszelf. Er is een Messias voor nodig. En die komt of je er nu in gelooft of niet. Hij is juist nodig omdat het ons aan van alles en nog wat ontbreekt, onder andere aan geloof. De profeet neemt het als het ware op zich om voor ons te geloven. En dan zullen we met Kerst ook zien: het is werkelijkheid geworden.

Hebreeën

De epistellezing laat nog een ander aspect van de hoop zien. Christus heeft ons eens en voor altijd geheiligd door zichzelf aan te bieden om volledig Gods wil te doen, datgene wat wij niet kunnen.
De hoop die wij niet kunnen opbrengen, heeft Hij voor ons opgebracht.
Het heeft hem kracht gegeven om tot het uiterste te gaan. Die speciale plek waar we zo naar verlangen, die hebben we al in het hart van de Heer. En datgene wat we zo graag voor onze naasten en onze wereld willen, dat is binnen bereik gekomen. Gaat dat dan ook echt gebeuren? Daarvoor zullen we toch zijn woord moeten aannemen. We zullen onszelf moeten toestaan om te geloven.
En we zullen de stemmen die de macht lijken te hebben in deze wereld, maar er te weinig mee doen, eens wat minder moeten geloven.

Elizabeth en Maria

Iets verder terug in de tijd (want ja, onze lezingen liggen meestal niet op chronologische volgorde) ontmoeten twee vrouwen elkaar. Net als in Micha is het weer zo’n klein begin. Elizabeth zegt tegen Maria: “De meest gezegende ben je van alle vrouwen.” Waarom zei ze dat? Ze legt het even later zelf uit, wanneer ze zegt “Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling gaan”. Zo’n geloof is bijna net zo waardevol als de belofte. In het geval van Maria kon de belofte ook echt alleen maar bij haar in vervulling gaan doordat ze erin geloofde. Eerder had ze tegen de engel Gabriël gezegd: “Mij geschiede overeenkomstig uw woord.” Daar was geloof voor nodig. En dat ging verder dan de wonderlijke zwangerschap. Het ging ook over de toekomst die besloten lag in het kind dat zij zou baren. Daarvoor was geloof nodig in de profetieën dat God een Messias, een gezalfde zou zenden om zijn volk te redden.

En ook Elisabeth moet dit hebben geloofd, anders kon zij het geloof van Maria niet bevestigen en versterken. Zo hebben ook wij elkaar nodig om de hoop levend te houden. En ook om dit geen vage hoop te laten zijn, maar een concrete en gefundeerde hoop. Daarom schrijft Petrus in zijn eerste brief: “heilig God, de Heere, in uw hart; en wees altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en ontzag”.

Alsof het nog niet moeilijk genoeg is om hoopvol te blijven, zegt Petrus ook nog eens dat we moeten kunnen uitleggen waarom we hoopvol zijn. Die uitleg kun je eigenlijk alleen maar geven als er ook een geloof is, geloof met een concrete inhoud. Dat gaat dus verder dan het vage vermoeden dat alles wel goed moet komen omdat er in iedereen wel iets goeds zit. Paulus zegt niet voor niets in zijn 1e brief aan de Korintiërs (15:15): “Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagens­waardig­ste mensen die er zijn”.

Ik vraag me dan ook altijd af waarop sommige spirituele mensen zich baseren wanneer ze zeggen dat de mensheid nu op grote schaal aan het ontwaken is en we dus nu de ergste problemen achter ons gaan laten. Ik heb daar zo mijn twijfels over. Want hoewel we hoopvol mogen zijn, waarschuwt de Bijbel ook duidelijk tegen zelfoverschatting en hoogmoed, juist ook wanneer we wat meer kennis hebben opgedaan. Ik heb zelfs de indruk dat onze toegenomen kennis ons vaak alleen in de weg zit.

De rol van het hart

In dat licht gezien is het ook best betekenisvol wat er staat over het kind van Elisabeth. Het had nog geen enkel bewust verstand, maar het zou opgesprongen zijn in de schoot van zijn moeder toen Maria begon te spreken. Het was me bij het lezen nooit eerder opge­vallen, maar een engel had zelfs aangekondigd dat Johannes vervuld zou worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder was. Hoe kan dat eigenlijk? Ik heb eens een hele middag bijgewoond waarin geboorteconsulente Anna Verwaal vertelde over de gevoelens en het geheugen van een ongeboren kind. Het kind voelt veel meer dan we voor mogelijk houden en kan inderdaad reageren op geluiden van buitenaf. Vooral de emotionele lading van die prikkels is van belang. Als je dat beseft, ga je ook heel anders om met het ongeboren kind en met voorzieningen rondom de bevalling.

Maar het geloof heeft dus iets spontaans en kan niet kunstmatig bij onszelf worden opgewekt. Het vergt dat we erover horen en dat we ons hart openstellen voor wat echt van waarde is. Dan gaat onze aandacht daarnaartoe en worden we actief en creatief. En wat er dan in ons verandert geeft anderen weer hoop. Want na dit voorval raakte Elisabeth vervuld van de heilige Geest en zij bemoedigde op haar beurt Maria. Hoe mooi is het wanneer twee of meer mensen in hetzelfde kunnen geloven en dan ook dezelfde hoop weer gaat leven.
Let wel, hun gevoel hoeft het nog niet zweverig te maken. Elisabeth verwijst duidelijk naar de woorden van de Heer. Die woorden van waarheid en belofte blijven hun fundament, hun houvast, hun hupostasis, hetgeen hen dus ook verenigt.

Een ongelovige priester

Maar tot slot, hoe zit het dan met die arme Zacharias, de heer des huizes, de priester, die eerder in dit hoofdstuk juist geen geloof had gehecht aan de belofte? In zijn geval ging het erom of dat zijn onvruchtbare vrouw nog zwanger zou worden. Beiden waren vrome en gelovige mensen, staat er, die zich strikt aan alle geboden en wetten hielden. Van zo’n priester, aan wie dan ook nog de engel Gabriël verscheen, mag je toch wel wat geloof verwachten?

Dit is ook weer zo’n typische omdraaiing zoals je die vaker in de Bijbel vindt. De verlossing of het goede of het geloof verschijnt vaak niet waar je het verwacht en wel waar je het niet verwacht. En hier worden we zelfs twee keer op het verkeerde been gezet. Want ondanks het ongeloof van Zacharias komt de belofte toch uit.

En dan is Zacharias zo blij, dat ook zijn gevoel gaat spreken. Daardoor kennen we van hem de prachtige lofzang van Zacharias, ook wel het Benedictus genoemd. Het benedictus dat een vast onderdeel zou worden van de Lauden, oftewel het morgengebed. In eucharistie-vieringen komen we het niet zo vaak tegen, dus daarvoor zijn we toch aangewezen op onze diensten van schrift en gebed of onze persoonlijke wijdingen. In het benedictus wordt de Messias vergeleken met de zon die opkomt en de duisternis verdrijft uit onze harten. Zo kan elke dag tot een nieuw begin en een nieuwe bron van hoop worden.

Samengevat: De beloften van God zijn niet afhankelijk van een twijfel-loos individueel geloof. Zacharias vond het allemaal te bovennatuurlijk, en toch kwam de belofte uit. Maar dat betekent niet dat het geloof onbelangrijk is. Het geloof maakt ons nu reeds deelgenoten van de toekomst in Christus en geeft ons hoop.
En hoewel Elisabeth en Maria zich priesterlijker opstelden dan Zacharias, kreeg hij alsnog een belangrijke rol. Onze hoop is dan ook niet op ons eigen geloof, maar op de liefde en genade van onze God, van Hem die is en die was en die komt. Moge het zo zijn.

Nawoord

De priester Zacharias heeft enige tijd niet kunnen spreken, alsof God ermee wilde zeggen: wie niet spreekt vanuit het geloof, kan beter niet spreken. Weet u wanneer het hem weer lukte? Nog niet direct bij de geboorte van Johannes, maar pas wanneer hij het advies van Elisabeth overneemt om het kind Johannes te noemen. Over synodaliteit gesproken!
Johannes betekent: de door God begenadigde. Daar spreekt alsnog geloof uit. En wat Zacharias dan zegt of zingt, is zo aanstekelijk en hoopgevend, dat ik het u niet wil onthouden (ook al is dit een eucharistieviering en geen morgengebed). Het is trouwens een profetie, en het gaat ook over onze toekomst.

Geprezen zij de Heer, de God van Israël, hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost. Een reddende kracht heeft hij voor ons opgewekt uit het huis van David, zijn dienaar, zoals hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten: bevrijd zouden we worden van onze vijanden, gered uit de greep van allen die ons haten.

Zo toont hij zich barmhartig jegens onze voorouders en herinnert hij zich zijn heilig verbond: de eed die hij gezworen had aan Abraham, onze vader, dat wij,  ontkomen aan onze vijanden, hem zonder angst zouden dienen,  toegewijd en oprecht, altijd levend in zijn nabijheid.

En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste, want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken, en om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden. Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.’