Inmiddels al weer vele jaren geleden, bezocht ik een reünie van mijn oude middelbare school in Hoorn. Het draaide uit op een grote teleurstelling. Ik heb daar letterlijk geen enkele schoolgenoot ontmoet, terwijl er toch allerlei hoekjes waren gecreëerd waar mensen van dezelfde lichting elkaar konden vinden. Lijsten met namen en foto’s mochten ook niet baten. Natuurlijk werd ik wel vaak vragend aangekeken, want anderen waren ook op zoek. Na verloop van tijd kreeg ik het gevoel alsof iedereen bij zichzelf dacht: “wie is dat nu weer?” en soms kreeg ik echt een vraag, waar ik dan meestal ook niet veel mee kon.
U mag best weten dat het hele voorval mij behoorlijk somber maakte. Het verleden zakt al snel genoeg weg, maar nu had ik ook nog het gevoel dat mij iets ontnomen was en dat ik er niet meer bij hoorde. Ik nam me voor nooit meer naar zo’n reünie te gaan, want er zouden alleen maar steeds meer jongere mensen komen waar ik ook niets mee had. Ik moet bekennen dat dat gevoel nog steeds niet helemaal weg is, ondanks dat ik daarna nog wel spontaan contact kreeg met één heel vriendelijke klasgenoot van vroeger.
Van Jezus is bekend dat hij kind aan huis was in de tempel. Dat was ook letterlijk zo. Als zijn moeder hem kwijt was, dan was hij waarschijnlijk daar. Het was ook de plek waar hij als eerstgeborene aan God was opgedragen. En toen had een eenvoudige maar vrome man, Simeon genaamd, hem opgemerkt. Christus werd herkend en erkend. En ook de profetes Anna had gezien dat dit niet zomaar iemand was. Maar daarna lijkt het bergafwaarts te zijn gegaan met die herkenning. Het was sindsdien vooral Christus zelf die mensen herkende en riep om hem te volgen. Zo verzamelde hij een groep leerlingen om zich heen, maar los daarvan hadden de meesten moeite om hem te plaatsen.
In Johannes 1 wordt het zo samengevat: “Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.” Dat is natuurlijk veel ernstiger dan mijn ervaring met die reünie, maar ik kan me hierdoor wel iets beter voorstellen hoe Jezus zich daar tijdens de herdenking van de tempelwijding gevoeld zou kunnen hebben. En ik denk dat u zelf ook wel van die situaties kent, waarbij u dacht, waar hoor ik nu eigenlijk bij? Er kan sprake zijn geweest van een scheiding, van een pijnlijk ontslag, van het overlijden van steeds meer familieleden, van een wisseling van kerk. Of je komt uit een ander land of een andere cultuur en je hebt het gevoel dat je noch hier noch daar voor 100% in past.
Daarbij komt nog dat anderen ons graag in een hokje plaatsen en dat lukt in onze complexe maatschappij steeds minder goed, waardoor zij (en wijzelf ook) het nog harder proberen. De hele cancel cultuur van tegenwoordig is zo’n uitwas. Daarbij worden hele groepen mensen in één keer en voor goed afgeserveerd. Zo kunnen bijvoorbeeld alle Russen, zelfs als ze tegen Poetin zijn, worden veroordeeld en gestraft. Wel zo eenvoudig, toch? Ja, maar niet humaan en ook geen oplossing.
Ook de joden in de tempel hielden van duidelijkheid. Jezus moest in een hokje worden geplaatst, liefst zonder dat de andere hokjes hoefden te veranderen. “Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere”? Jezus wijst er fijntjes op dat het geen kwestie is van gebrek aan informatie, maar van ongeloof. Ook in onze tijd denken we vaak: hoe meer informatie we verzamelen, hoe dichter we bij de waarheid komen. Er is zelfs een heel nieuw geloof ontstaan, het dataïsme, dat informatie beschouwt als iets heiligs en als het enige dat ons kan verlossen. Yuval Noah Harari schrijft daarover in het boek Homo Deus (de goddelijke mens). Ik heb daar op mijn beurt recent nog een artikel over geschreven. Wie interesse heeft, kan het op mijn website vinden.
Van de reactie van Jezus kunnen we veel leren. Hij druipt niet teleurgesteld af, maar hij wijst ze op hun ongeloof, op het feit dat zij het zelf zijn die ergens niet bij horen. Marcus beschrijft in zijn evangelie hoe Jezus medelijden had met een menigte omdat ze leken op schapen zonder herder. Jezus maakt ook duidelijk dat verlossing niet iets is dat ver in de toekomst ligt, als iedereen op één lijn zit doordat alle vragen zijn beantwoord, maar nu, in de wonderen die een timmermanszoon onder de mensen doet en hoe hij zorg draagt voor de zijnen. Het liefst zou hij zo ook voor hen zorgen, die hem aanspreken, tot wie Hij eigenlijk gezonden is. Maar het zit er blijkbaar niet in, althans voor nu, om ook hun Goede Herder te kunnen zijn.
Ik wil u graag laten meedenken over een vraag die bij mij opkwam. Johannes schrijft dat de zijnen, tot wie Jezus eigenlijk gezonden was, hem niet hebben gekend. En in de gelijkenis van de Goede Herder, direct voorafgaand aan onze evangelielezing, waarschuwt Jezus voor dieven en rovers. Maar hier zegt Jezus dat zijn schapen altijd naar zijn stem luisteren en hem volgen. Niemand kan ze uit zijn hand roven. Hoe zit dat dan? Zijn we als volgelingen van Jezus nu veilig of niet?
Ik denk dat we hier aanlopen tegen de grenzen van de beeldspraak. Het beeld van een schaap, wanneer toegepast op de mens, is niet bedoeld als een romantisch beeld om ons in slaap te wiegen. Net zo min als een kinderlijk geloof betekent dat ons verstand moet worden uitgeschakeld. De schaapstal in dit hoofdstuk van Johannes is ook geen plaats waar het alleen maar draait om veiligheid. Het is geen plek om de realiteit van het dagelijks leven te ontkennen of te ontlopen. En zo is de kudde wellicht ook iets anders dan een sociale bijeenkomst van min of meer gelijkgestemde mensen.
Maar waar gaat het dan wel om? Jezus zegt in de verzen 14 en 15: “Ik ken de mijne en de mijne kennen mij”. Het woord “kennen” heeft in de Bijbel een heel intieme betekenis. Het gaat niet zozeer om het verzamelen van allerlei persoonlijke informatie. Gelukkig maar, want ik heb al moeite om namen en gebeurtenissen die mij verteld zijn te onthouden. Maar als wij bereid zijn werkelijk naar elkaar te luisteren, dan ontstaat alleen al daardoor een band die hechter is dan veel andere. Als wij bereid zijn de ander niet te snel in een hokje te plaatsen, dan vormen we alleen daardoor al een bijzondere kudde.
Wie anderen uitsluit, voelt zich daarentegen misschien kortstondig superieur, maar loopt een grote kans zelf een keer te worden uitgesloten. Of hij handelt juist zo omdat hij keer op keer is uitgesloten of is miskend. Dat is dan eigenlijk meer iets om medelijden mee te hebben. Laten we ook niet vallen voor de verleiding anderen moreel de baas te willen zijn. Als we Oekraïne steunen, laat het dan zijn uit mededogen en niet uit wraak of om elkaar te overtreffen. En laat onze westerse afkeer van leugens en geweld ook gaan gelden voor onze eigen tunnelvisie en onze roep om harde vergelding.
Aandacht geven aan elkaar dus, maar ook luisteren naar de stem van de Heer, die de harten kent en ons kan leren hoe met elkaar om te gaan. Die ook zijn leven gaf voor zijn kudde, waar anderen alleen strijden om aanzien, macht en territorium. Zijn stem hebben wij nog steeds bij ons, in de Heilige Schrift en door de Heilige Geest in ons hart. Maar wij mogen die stem op onze beurt ook doorgeven. Na zijn opstanding stelde Jezus Petrus aan om zijn lammeren te weiden en zijn schapen te hoeden. Let wel: de kwetsbaarsten en de verdwaalden kwamen eerst.
De één is er wat beter in dan de ander, maar feitelijk is iedereen geroepen om behalve voor zichzelf ook voor anderen te zorgen. Zulke onder-herders gaan door dezelfde deur waar de schapen ook doorheen gaan, namelijk Christus onze Heer. Wie Christus niet volgt, kan uit naam van Christus ook niemand leiden. Omgekeerd kan iedereen die Christus volgt, elk ander tot voorbeeld zijn en ondersteunen.
En wat een vooruitzicht als we hierin trouw zijn, ondanks alle tegenwerking, negatieve beeldvorming en onze eigen tekortkomingen. In het boek Openbaring is die kudde opeens een onafzienbare menigte, uit alle landen en volken. Je kunt dat letterlijk nemen door te zeggen dat er Oekraïners en Russen zullen zijn, Amerikanen en Chinezen. Maar je kunt het ook zien als een aanduiding van diversiteit. Of zoals Jezus al zei, “ik heb ook schapen die van een andere kudde zijn”.
Hier wordt definitief niet meer in hokjes gedacht, in wat wij zien als de goede kant en de slechte kant. Wat deze mensen wel met elkaar gemeen hebben is dat ze grote verschrikkingen hebben meegemaakt, maar toch trouw gebleven zijn aan het Lam Gods. Nu zijn ze dag en nacht in Gods tempel om Hem te vereren. En niemand zal vragen wat ze daar te zoeken hebben of wat ze daar denken te doen. Want zij, dat zijn ook wij, zijn daar voor eeuwig thuis.
In deze wereld hebben wij soms het gevoel er alleen voor te staan of nergens bij te horen. Maar dat gevoel klopt niet. We hebben een Goede Herder die niet van onze zijde wijkt. Eens zullen we zien hoe groot zijn kudde werkelijk is. Dat we daar nu al een voorproefje van mogen ervaren en aan die gemeenschap mee mogen bouwen, is mijn wens en bede.
Diepe denken