In een tijdsbestek van enkele weken tijd waren er in november 2024 binnen verschillende kerken (weer) belangrijke ontwikkelingen op het gebied van misbruik. Allereerst natuurlijk het aangekondigde aftreden van aartsbisschop Justin Welby, wat mij extra raakte doordat het “mijn” kerk betreft. De aanleiding was het zogenaamde Makin rapport.

Maar ook in de Evangelisch-Lutherse kerk in Duitsland werd er rond dezelfde tijd getracht conclusies te trekken uit een rapport over misbruikschandalen. Het rapport verscheen al in januari en betrof zeker 1259 schandalen (met zeker 2225 slachtoffers) tussen 1945 en 2020. De bisschop van Hannover, Ralf Meister, lag van verschillende kanten onder vuur, maar trad nog niet af.

En toen las ik dat de zaak over voormalig Theoloog des Vaderlands Thomas Quartier niet goed was afgehandeld. Hij was in 2020 slechts overgeplaatst naar een abdij in België.

Benoemen en bestrijden

Wie zich ook maar enigszins in “veilige kerk” (Engels: safeguarding) heeft verdiept, zag al snel de overeenkomsten: onderschatting van het probleem, bagatellisering, gebrek aan transparantie, uitstel of afstel van meldingen, partijdig onderzoek, bescherming van collega’s, etc. Het eerste wat dan ook altijd wordt gedaan als de problemen niet meer ontkend kunnen worden, is ze benoemen en een aantal maatregelen nemen, zoals een meldpunt, screenings en meer toezicht.

Het artikel over de Evangelische Kirche geeft echter een paar hints over wat volgens mij nog veel belangrijker is, omdat het gaat over oorzaken in plaats van gevolgen en maatregelen. Dat er zo weinig naar oorzaken wordt gekeken, komt wellicht doordat het afhandelen van de gevolgen al genoeg werk betekent, doordat men de mens ziet als “nu eenmaal zondig” en doordat mensen geneigd zijn de schuld altijd bij de ander te zoeken. Door dat laatste vergeet men een belangrijke oorzaak.

Wat werd beschadigd

Diverse keren noemt het artikel het woord “vertrouwen”, maar bijna altijd in de context van een gevolg in plaats van een oorzaak. Zo gaat het in de titel direct al over “beschadigd vertrouwen”, dit naar aanleiding van een brief van 200 ambtsdragers, die de kerkleiding aanklagen. Ik heb daar twee problemen mee. In de eerste plaats suggereert dit een slachtofferschap van deze ambtsdragers, dat de aandacht afleidt van de werkelijke slachtoffers, zelfs wanneer de klacht mede namens kerkleden, ex-leden en niet langer geïnteresseerde buitenstaanders wordt ingediend.

In de tweede plaats is er iets voor te zeggen dat het alleen maar goed was dat dit vertrouwen werd beschadigd. Uit alles blijkt namelijk dat er vaak teveel onderling vertrouwen was, en dat juist dit één van de oorzaken was dat misbruik vaak niet naar buiten kwam. Dat teveel aan vertrouwen bestond niet alleen tussen leidinggevenden onderling, maar ook tussen diverse soorten ambtsdragers en tussen geestelijken en zogenaamde leken.

In zekere zin is het spreken over beschadigd vertrouwen dus een nogal egoïstisch en van het onderwerp afleidend verschijnsel. Ik begrijp best dat het werk van ambtsdragers (ik ben er zelf ook één) niet gemakkelijker wordt door nalatigheid van de kerkleiding, maar blijkbaar hebben we ook te lang geaccepteerd dat die leiding zichzelf op een voetstuk plaatste en hebben we haar te weinig gecontroleerd. Bovendien doen zich bij ambtsdragers ook schandalen voor. Sterker nog, daar ontstaan ze vaak en dan heeft de kerkleiding daar last van.

Vertrouwen als doel

Maar in beide gevallen wordt al heel snel, net als in de politiek, gesproken over maatregelen die het vertrouwen zouden moeten herstellen. Als mensen teleurgesteld raken in een politieke partij, werkt zo’n poging vaak (bij mij althans) op de lachspieren. Vaak gaat het namelijk meer om het oppoetsen van het eigen imago en het overhalen van kiezers dan om werkelijke veranderingen. Moeten we er maar op vertrouwen (daar heb je het woord weer) dat de kerk oprechter is en dus ook meer daadwerkelijk succes zal hebben? Tot nu toe zie ik daar helaas geen tekenen van. Waarmee ik ook niet wil zeggen dat het in de kerken per sé slechter gesteld is. Immers daarbuiten, bijvoorbeeld in de show-bizz of de sportwereld, gaat het vaak net zo heftig toe.

Maar de vraag die bij mij opkwam, was wel: moeten we eigenlijk wel (het herstel van) vertrouwen als doel hanteren? Is vertrouwen eigenlijk niet meer een bijverschijnsel wanneer we het goede doen en het kwade nalaten? En zou dat laatste dan niet ons streven moeten zijn, samen met juist een gezonde dosis wantrouwen? Vaak wordt tegengeworpen dat we op elkaar “moeten” kunnen vertrouwen. Maar de werkelijkheid wordt niet anders doordat wij vinden dat het moet. Hierboven heb ik al laten zien dat het vertrouwen wel eens onderdeel van het probleem zou kunnen zijn.

Net-niet diagnoses

Het artikel over de Evangelische Kirche benoemt dit naar mijn smaak nog niet duidelijk genoeg. Na het verschijnen van het ontluisterende rapport in januari van dit jaar, zijn een aantal maatregelen genomen, maar de vraag is wat de kerk gaat doen aan (1) een te rooskleurig zelfbeeld, (2) een dwangmatige hang naar harmonie en (3) de centrale functie van de dominee en de administratie. Dit zouden typisch protestantse factoren zijn die misbruik in de hand werken.

Hoewel deze factoren dus te weinig aandacht krijgen (ondanks dat ze ook herkenbaar zijn in niet-protestantse kerken), zijn het volgens mij nog steeds alleen maar symptomen. Het rooskleurige zelfbeeld ontstaat bijvoorbeeld door gebrek aan transparantie en het elkaar “moeten” vertrouwen. De hang naar harmonie is volgens mij een gevolg van verkeerde veronderstellingen, namelijk over de aard van de kerk en wat “vergeven” precies inhoudt. Zo dadelijk meer daarover.

En ten slotte is de centrale functie van de dominee of priester niet uit zichzelf zo centraal geworden, maar door een te groot vertrouwen dat die functie zo ongeveer alles omvat. Wanneer belangrijke verantwoordelijkheden niet meer of niet voldoende worden gedeeld, dan heeft het priesterschap van alle gelovigen geen inhoud meer. Paradoxaal genoeg legt een te groot vertrouwen de basis voor een later gebrek aan vertrouwen.

Ook de schrijver van het artikel, hoogleraar Jacob Joussen heeft er weinig vertrouwen (!) in dat de kerk zich zelfstandig uit dit moeras kan bevrijden. “De kerk kan misbruikzaken niet zelf afhandelen. Dat moet ze in externe handen leggen”. Het probleem is natuurlijk dat ze dan eerst in staat moet zijn een misbruikzaak als zodanig te herkennen, en zo bescheiden om deze uit handen te geven. Wellicht daarom stelt Kirsten Fehrs, bisschop van Hamburg, “we moeten een hogere gevoeligheid ontwikkelen voor wat grenzen en grensoverschrijdingen zijn”. Maar meer gevoeligheid zal ook niet gaan werken als men zich tegelijkertijd uit respect voor of overmatig vertrouwen op collega’s niet eerst op de hoogte stelt van de feiten. Want dat was wat er mis ging in het geval van Justin Welby, niet dat hij een ongevoelig persoon zou zijn.

Vertrouwen in het Nieuwe Testament

Zowel in het Hebreeuws als in het Grieks is er een enorme overlapping tussen de begrippen geloof en vertrouwen. Wij denken vaak dat het bij geloof gaat om leerstellingen, maar het gaat veel meer om vertrouwen. Vaak is “vertrouwen” zelfs een betere vertaling dan “geloof”. Dit geloof / vertrouwen is echter vrijwel altijd gericht op God en niet op de mens, zelfs niet op de medegelovige.

Ik heb geen enkele aanwijzing of tekst kunnen vinden die zegt dat we een onbegrensd of zelfs maar groot vertrouwen in elkaar zouden moeten hebben. Wat we wel zien, is dat we van onze kant trouw moeten zijn aan God en aan elkaar. Het gaat steeds om onze betrouwbaarheid en niet om het vertrouwen dat wij hebben in de ander. Uiteraard mogen we wel vertrouwen hebben in het nut van samen kerk zijn, anders kunnen we er maar beter mee stoppen. Maar dat is niet hetzelfde als vertrouwen in alle afzonderlijke medegelovigen. Laten we eens enkele relevante teksten beschouwen.

  1. 1 Thessalonicenzen 5:11 – “Daarom, bemoedig elkaar en bouw elkaar op, zoals u ook doet.” Deze oproep impliceert dat we erop mogen vertrouwen dat bemoediging en opbouw de gemeente over het algemeen ten goede zal komen. Maar er staat niet dat het altijd resultaat zal hebben. Merk ook op dat er gesproken wordt over opbouwen. Dit impliceert dat we elkaar iets te leren hebben, wellicht ook op moreel gebied. We mogen niet aannemen dat bij iemand die tot geloof is gekomen, vanaf dat moment alles wel goed zal gaan. We zijn tegenwoordig wel eens te bevreesd om ons ergens mee te bemoeien, en zeker als het gaat om collega’s of leidinggevenden. Vroeger waren er zelfs kerkgebouwen die “de vermaning” heetten. Tegenwoordig lijken we dit, net als kerkelijke tucht, opnieuw te moeten uitvinden.
  2. Hebreeën 10:24-25 – “En laten wij op elkaar letten om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken, en laten wij onze onderlinge bijeenkomsten niet nalaten, zoals sommige dat gewoon zijn, maar elkaar aansporen…”
    Dit is wel iets heel anders dan ervan uitgaan dat iedereen wel voldoende liefde heeft en dus het goede zal doen. Het verbaast mij altijd weer hoe zelfs kerken die uitgaan van de inherente slechtheid van de mens, toch een blind vertrouwen kunnen hebben in hun eigen mensen. Vaak wordt er nadruk gelegd op uiterlijke kenmerken waaraan men zou kunnen zien dat het met die persoon wel in orde is.
  3. Galaten 6:2 – “Draagt elkaars lasten, en vervult zo de wet van Christus.”
    Dit benadrukt de verantwoordelijkheid die gelovigen voor elkaar hebben. Er is ook vertrouwen nodig wanneer ik mijn lasten aan een ander kenbaar maak, zodat hij ze kan helpen dragen. Maar dat betekent nog niet dat ik erop kan vertrouwen dat de ander hetzelfde doet. Mogelijk ziet de ander de verleiding waaraan hij is blootgesteld, zelfs niet eens als een last die hij moet delen. Wat dit betreft is het jammer dat de biecht vrijwel geen enkele rol meer speelt in de kerk. Zelfonderzoek en gezamenlijk werken aan problemen lijken volledig optioneel te zijn geworden.
  4. Filippenzen 2:3-4 – “Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.” Dat laatste wordt ook wel vertaald met: laat eenieder ook oog hebben voor het belang van de ander. Maar deze tekst zegt niet dat we er altijd van uit kunnen gaan dat de ander minstens zo goed handelt als wij. Het is alleen een waarschuwing om anderen niet te beoordelen vanuit een gevoel van eigen superioriteit, zonder zich te hebben verdiept in “wat van hemzelf is” en “wat van anderen is”.

Juridische factoren

De hierboven genoemde tekst uit Filippenzen doet een beetje denken aan het juridische uitgangspunt “iemand is onschuldig totdat zijn onschuld is bewezen”, soms ook vrij vertaald als “ga in eerste instantie uit van het goede of van een misverstand”. Wat men daarbij gemakkelijk vergeet, is dat deze stellingen bedoeld zijn om te voorkomen dat iemand wordt gestraft voor iets wat hij niet of niet opzettelijk heeft gedaan.

Ze zijn niet bedoeld om te suggereren dat de ander niet schuldig kan zijn, of dat het moreel beter zou zijn om er maar geen onderzoek naar te doen. Toch is dat vaak wat er bij moreel denkende mensen blijft hangen. En het is natuurlijk ook het eenvoudigst om geen actie te ondernemen. Een zekere desinteresse in het verloop van de kwestie rond John Smyth was dan ook hetgeen aartsbisschop Justin Welby nog het meeste kwalijk zou worden genomen.

Psychologische en sociologische factoren

  1. Met positieve dingen bezig zijn

Het vermijden van een kritische en onderzoekende houding kan nog worden versterkt door de foutieve gedachte dat het altijd beter is om je met positieve dingen bezig te houden dan met negatieve. Dan zouden de negatieve zaken uiteindelijk vanzelf moeten verdwijnen, is het idee. Helaas werkt het bijna nooit zo. Soms is het duidelijk nodig om negativiteit te confronteren (wat helaas heel negatief kan overkomen) voordat je de luxe hebt om je met “positieve” dingen bezig te kunnen houden. Uiteindelijk is het aan de kaak (durven) stellen van onrecht en hypocrisie juist vaak heel positief. Het wordt alleen ongezond voor de persoon zelf wanneer hij of zij alleen nog maar bezig is met het corrigeren van anderen. Maar binnen bepaalde grenzen is het uiterst nuttig. Wantrouwen heeft echter een slechte naam. Je kunt er bijvoorbeeld veel last van krijgen bij een posttraumatische stress stoornis. Maar zoals ik al zei, het is alleen een probleem wanneer je alles en iedereen wantrouwt.

  1. Niet willen polariseren

Het benoemen van verschillende standpunten en gedragingen en het verdedigen van één kant daarvan is op zichzelf nog geen polarisatie. Polarisatie is het vergroten van tegenstellingen of het veroorzaken van een nieuw conflict. Van polarisatie is pas sprake wanneer er geen ruimte meer is voor een respectvol onderling gesprek en dus ook niet voor een eventueel compromis. Mensen gaan dan uitsluitend nog om met degenen die dezelfde mening hebben en ze reageren heel emotioneel op de andere partij. Tegenstellingen worden vergroot door het standpunt van de ander verkeerd voor te stellen en door oneerlijke propaganda.

In de praktijk is het vaak moeilijk te zeggen of er gepolariseerd wordt en door wie. Het kan dus ook voorkomen dat de meest rustige, rationele en evenwichtige partij polariserend wordt genoemd, terwijl het de meest “verontwaardigde” en protesterende partij is die daadwerkelijk polariseert. Daardoor moeten we ons niet laten afschrikken. Bij het streven naar verbinding zou minder vaak de gemakkelijkste weg gekozen mogen worden, die van het bijna ontkennen van verschillen van inzicht of het toegeven omwille van een schijnbare vrede. Er moet steeds een afweging worden gemaakt tussen de winst van een (eventueel tijdelijke) wapenstilstand en die van het ontmaskeren van valse narratieven die anders steeds meer om zich heen grijpen.

  1. Gericht moeten zijn op verbinding

Er zijn invloedrijke stromingen in onze maatschappij die alles willen richten op verbinding. Het kan zijn omdat ze maatschappelijk weinig te verliezen hebben of omdat ze zich juist heel kwetsbaar voelen. Verbinden is een goede zaak, maar gaat vaak niet in één keer. Het zal een oppervlakkige verbinding zijn wanneer verschillen niet besproken mogen worden of wanneer maar één uitkomst acceptabel wordt geacht. Hetzelfde geldt wanneer er niet over het verleden mag worden gesproken. Dan kunnen daar ook geen lessen uit worden getrokken. Het is in ieder geval niet juist dat alles wat niet direct verbindt, polariseert.

Ook in kerken draait het vaak heel erg om het belijden van een streven naar verbinding. Maar niet alles en iedereen laat zich op een dieper niveau verbinden. Daarom kunnen ook niet alle levensstijlen vanuit moreel oogpunt worden omarmd. Dat we niet te snel mogen oordelen betekent nog niet dat we de mening of levensstijl van de ander tot de onze moeten maken of dat we daar altijd enthousiast over kunnen zijn.

Er lijken echter grote aantallen mensen te zijn die nergens moeite mee hebben, behalve met anderen die de indruk wekken niet-verbindend te zijn. Dit lijkt meer op een onverschillig soort liberalisme dan op christendom. Het wordt ook heel makkelijk een soort zelfrechtvaardiging. Je noemt jezelf, wat je verder ook doet of denkt, verbindend. Vervolgens kun je iemand die het niet met jou eens is, polariserend noemen en dus moreel gezien jouw mindere. Dat wordt een woordspelletje en gaat nergens meer over.

  1. Psychologie leidt eigen leven

De psychologie zelf heeft waarschijnlijk ook invloed gehad op ons begrip van vertrouwen, met name door het concept van ‘basic trust’. Ontwikkelingspsycholoog Erik Erikson ontdekte dat mensen zich beter ontwikkelen wanneer ze opgroeien in een veilige omgeving. Dit suggereert dat vertrouwen een gevolg is van een veilige opvoeding, eerder dan een oorzaak van een veilig leven. Mensen die bekend zijn met deze materie, kunnen een te groot vertrouwen hebben in vertrouwen. Het is belangrijk om te beseffen dat een te groot vertrouwen in anderen, zonder kritische reflectie, ook kan leiden tot kwetsbaarheid en teleurstelling.

  1. Vertrouwen als behoefte

Tot slot kan een te groot vertrouwen in elkaar ook het gevolg zijn van bepaalde persoonskenmerken en emotionele behoeften. Onderzoek is nodig of binnen kerken wellicht bepaalde persoonskenmerken overheersen die tot een te groot vertrouwen kunnen leiden. Wel zeker is dat er vaak sprake is van emotionele behoeften die sterk genoeg zijn om zich alleen al om die reden bij een kerkgemeenschap aan te sluiten. De mate waarin mensen elkaar dan denken te kunnen vertrouwen, kan “wishful thinking” zijn. Ook ambtsdragers kennen soms dergelijke (al of niet verborgen) emotionele behoeften.

Theologische factoren

Hier kunnen we oude en nieuwe invloeden onderkennen.

  1. Klerikalisme

Een oude, maar nog springlevende invloed is die van het klerikalisme, kortgezegd de neiging van ambtsdragers om zichzelf op een voetstuk te plaatsen en/of zich daarop te laten plaatsen. Ik noem dit bij de theologische factoren omdat het niet alleen een algemene menselijke eigenschap is om zich vaak beter te voelen dan de rest, maar ook kan worden gevoed door een bedenkelijke theologie. Het is een miskenning van het priesterschap van alle gelovigen die zichzelf in stand houdt.

Daar waar leden van dezelfde organisatie al de neiging hebben elkaar te beschermen tegen kritiek, wordt dat bij aanwezigheid van klerikalisme nog een graadje erger. De moeilijkheid is dat de ambtsdragers zelf zich daar niet voldoende van bewust zijn. In hun ogen is er al veel gedaan tegen het klerikalisme en is het zo goed als verdwenen.

Ik heb zelfs beledigde reacties ontvangen wanneer ik er maar een vraag over stelde. Maar intussen vormen priesters en predikanten nog altijd een hecht netwerk, zelfs over kerken heen, waar je letterlijk niet doorheen komt. Ik wil niet suggereren dat ook daar geen kampen zijn, maar wie te weinig connecties heeft verdwijnt al snel buiten beeld. Dit is hoe het systeem zichzelf in stand houdt, dus heeft “iedereen” daar belang bij.

  1. Progressief christendom

Een nieuwe invloed is de verschuiving van normen en waarden die aan de Bijbel zijn ontleend naar met name progressieve normen en waarden die in de wereld in omloop zijn. De kerk had hier inderdaad wel eens een achterstand, maar het is per definitie onmogelijk om voorop te lopen en alles wat in de wereld verschijnt over te nemen. Al probeert de kerk dit soms wel. Zo las ik dat een kerkgenootschap reclame voor zichzelf maakte met de slogan “we zijn een kerk die midden in de wereld van nu en van de toekomst staat”. Ik vraag mezelf af hoe je ergens midden in kunt staan wat nog niet bestaat.

Maar als je de ene keer meent progressiever dan progressief te moeten zijn, dan is het erg lastig om iemand het volgende moment langs de lat van klassieke normen en waarden te leggen. Het streven naar inclusiviteit en verbinding conditioneert niet bepaald om harde grenzen te trekken die collega’s en kerkleden niet mogen overschrijden, laat staan om mogelijke misstappen te voorkomen.

  1. Moeite met het oordeel

Tot slot hebben we in de loop van de kerkgeschiedenis gezien hoe de liefde van God steeds meer op de voorgrond is komen te staan. Dat is een goede ontwikkeling, zolang er ook maar aandacht blijft voor wat God verfoeit. Maar dat laatste lijkt toch naar de achtergrond verdwenen, behalve in heel algemene termen en in overduidelijke gevallen.

Dat het niet aan de mens is om het uiteindelijke oordeel te vellen, is geen goed excuus. Wanneer je iemand aanspreekt op zijn gedrag, betreft het namelijk geen uiteindelijk oordeel. Het gaat juist om het voorkomen van een goddelijk oordeel. En om diezelfde reden zou je een medemens of een organisatie nooit bij voorbaat helemaal moeten vertrouwen.

Terwijl ik dit schrijf, denk ik aan landen die aangaven “onvoorwaardelijk achter Israël te staan”. Hoezo onvoorwaardelijk? Maakt het niet uit wat Israël doet? Blijkbaar niet. Dit lijkt me dan ook een goed voorbeeld van teveel vertrouwen.

  1. Vergeving misverstaan

Vergeving kan in principe alleen worden geschonken door het slachtoffer. In de praktijk matigen christenen zich nogal eens aan de dader te vergeven. Dit gebeurde vroeger reeds vaak als onderdeel van het sacrament van de verzoening, tevens boete of biecht genoemd. Dat was namelijk iets tussen de dader en de biechtvader. Nu was het wel de bedoeling dat ook de gevolgen van de zonde werden hersteld, maar daar kwam het vaak niet meer van. Of de “boete” (in het Grieks eigenlijk: bekering, vernieuwing) verwerd tot een rituele handeling.

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat iets van deze gewoonte op de één of andere manier voortleeft. Het is ook mijn voornaamste bezwaar tegen de huidige tekst van het zogenaamde Coventry-gebed. Daarin worden namelijk allerlei zonden genoemd (niet alleen van onszelf), waarna het steeds klinkt: “Heer vergeef het”. Hierbij blijft helaas vaak onderbelicht:

(a) dat Jezus het bad als slachtoffer. In feite vergaf hij zelf zijn moordenaars (of alleen de soldaten die gedwongen werden de kruisiging uit te voeren);
(b) dat er normaal gesproken eerst berouw moet zijn;
(c) dat Jezus eraan toevoegde “want ze weten niet wat ze doen”. Het is zeer de vraag of dat voor iedereen geldt die misdaden pleegt of dehumaniseert.

Ik heb laatst op social media afscheid moeten nemen van een invloedrijk “christen” die schreef over “een paar dode zandnegers in Gaza”. Zou hij echt niet weten dat elk leven voor God kostbaar is? En dat het hier niet ging om “een paar” levens? In zo’n geval bid ik wel voor deze persoon dat hij het licht mag gaan zien, maar ik laat het aan Christus ter beoordeling of hij in aanmerking komt voor vergeving omdat hij iets niet wist of niet begreep.

Wanneer wij slechts bidden “Heer vergeef het”, is dit te gemakkelijk en niet eerlijk jegens de slachtoffers. Weliswaar vermeldt de inleiding van de litanie dat alle mensen zondigen, dus je zou net als Mozes voor het hele volk kunnen bidden, om nieuwe kansen bijvoorbeeld, wat ook een vorm van vergeving is, maar je kunt hierin niet tegelijkertijd algemeen en specifiek zijn. De afzonderlijke zonden blijven een probleem en daar mag niet lichtvaardig overheen worden gestapt.

Principiële overwegingen

De Bijbel geeft duidelijk aan dat alleen God volledig betrouwbaar is.
Enkele teksten waaruit dit blijkt zijn:

  • Numeri 23:19 – “God is niet een mens, dat Hij liegen zou, noch een mensenkind, dat Hij zich zou berouwen. Heeft Hij gezegd, en zou Hij het niet doen? Of heeft Hij gesproken, en zou Hij het niet waarmaken?”
  • Psalm 18:30 – “De weg van God is volmaakt; het woord van de HEER is puur. Hij is een schild voor allen die op Hem vertrouwen.”
  • Hebreeën 6:18 – “Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God liegt, een sterke aanmoediging hebben, wij die onze toevlucht hebben genomen tot de hoop die voor ons ligt.”
  • Psalm 119:89-90 – “Voor altijd, HEER, staat uw woord vast in de hemel. Uw trouw duurt van generatie op generatie; U hebt de aarde gegrondvest, en zij blijft bestaan.”
  • Romeinen 4:20-21 – “Hij twijfelde niet door ongeloof aan de belofte van God, maar werd sterk in het geloof, terwijl hij God de eer gaf, en ten volle verzekerd was dat wat Hij beloofd had, Hij ook kon doen.”

Conclusie

Diverse factoren, vooral psychologische en maatschappelijke, maar ook theologische misverstanden, hebben ertoe geleid dat we misbruik in de eigen kring wellicht minder goed zijn gaan opmerken. De vele schandalen zijn mogelijk niet zozeer het gevolg van hogere eisen die we aan elkaar zijn gaan stellen, maar juist van lagere eisen. Allerlei procedurele maatregelen zijn niet voldoende om de misstanden te bestrijden (maar kunnen wel gaan dienen om zich erachter te verschuilen). Hetzelfde geldt voor oproepen tot meer bewustwording, tenzij er duidelijk bij wordt vermeld waar we ons dan van bewust moeten worden. Ik hoop in dit artikel enkele aspecten te hebben belicht die vaak onder de radar zijn gebleven.

In ieder geval zouden we minder bang mogen zijn om mensen ergens op aan te spreken of een beetje door te vragen. We zouden niet te snel moeten terugdeinzen alleen omdat het woord polarisatie, onverdraagzaamheid of bemoeizucht zou kunnen vallen. Wel is het altijd van belang om respectvol te blijven, zodat er niet daadwerkelijk wordt gepolariseerd of inbreuk wordt gemaakt op privacy. Mensen hebben recht op privacy, maar dat kan helaas wel strijdig zijn met de rechten van potentiële slachtoffers. Misschien is het tijd voor wat meer gezond wantrouwen.

Dit bericht is ook beschikbaar in het: Engels