Als kind leerden wij onze ouders en docenten te gehoorzamen. Bij mensen duurt het verhoudingsgewijs lang voordat ze volwassen zijn, zowel in biologisch opzicht als mentaal. Er valt veel te leren voordat wij echt op eigen benen kunnen staan. Ook als we volwassen zijn, leren wij nog steeds, alleen doen we dat, als het goed is, veel meer zelfstandig. Er zijn dan echter nog steeds situaties waarin gehoorzaamheid van ons wordt verwacht. De maatschappij heeft namelijk regels opgesteld die ons zouden moeten beschermen tegen elkaar en om zwakkeren te ondersteunen. Deze regels veranderen nogal eens en zijn zelf ook niet altijd rechtvaardig.
In dit artikel wil ik vooral onderzoeken wat de functie en de beperkingen zijn van gehoorzaamheid aan de overheid, en dan vooral vanuit het perspectief van een christelijk geloof. Daarbij komt onvermijdelijk ook de rol van de gehoorzaamheid aan God aan de orde. Ik had ook de gehoorzaamheid aan de kerk nog kunnen bespreken, maar dan zou dit artikel te lang zijn geworden. We zullen wel kennis maken met het bij velen nog niet zo bekende christelijk anarchisme.
Het begrip overheid
Het is niet mijn bedoeling om allerlei verschillende machtsstructuren te schetsen, ook al verschillen die natuurlijk enorm van elkaar, en al zeker in de loop der tijd. Eén belangrijk onderscheid moet wel worden gemaakt. Er zijn machthebbers met een vrij absolute macht, die vrijwel alle regels zelf bepalen en/of kunnen veranderen. Wanneer de Bijbel spreekt over heersers en overheden, moeten we bedenken dat meestal zulke machthebbers werden bedoeld. Ongehoorzaamheid kon in dat geval je dood betekenen. Toch werd zelfs toen gehoorzaamheid aan God boven die aan de koning gesteld.
Tegenwoordig zijn er ook overheden die zich democratisch noemen en waarbij een groot deel van de macht in theorie in handen van het volk ligt. Dat is een belangrijk onderscheid, omdat er ook een ander soort gehoorzaamheid bij hoort. Als de overheid beweert dat je invloed hebt en dat deze ook nodig is om tot een goed bestuur te komen, dan is het kwalijk wanneer je die invloed niet of niet voldoende krijgt.
Verwachtingen bijstellen
Nu is het in een democratie uiteraard niet mogelijk dat iedereen zijn zin krijgt. Zelfs een meerderheid zal niet altijd haar zin kunnen krijgen, onder andere doordat het beschermen van minderheden ook een taak van de overheid is. Maar hoe legitiem zijn de regels nog wanneer:
- het volk belangrijke informatie wordt onthouden om zich een oordeel te kunnen vormen
- er inhoudelijk te weinig te kiezen valt, omdat partijen het op een akkoordje gooien
- zich onverwachte crises of nieuwe problemen voordoen buiten verkiezingstijd
- er geen referenda worden gehouden
- de invloed van grote bedrijven en lobbyisten groter wordt dan die van de burger
- banken zonder enige beperking geld mogen bijdrukken en inflatie veroorzaken
- of nog erger: een combinatie van deze factoren
De stem van het volk zal dan onvoldoende of niet tot zijn recht komen. Het volk zal dan vroeg of laat in opstand komen. Als ze dit ziet aankomen, zal de overheid de verleiding om de burger nog minder invloed en relevante informatie te geven, mogelijk niet kunnen weerstaan. Maar wat voor ethische gevolgen heeft dat voor burgers? Zal een christen de overheid door dik en dun op alle gebieden gehoorzaam moeten blijven? Zou hij zelfs niet mogen meedoen aan demonstraties? Moet elke vorm van activisme worden afgewezen om de reputatie van de kerk niet (verder) te beschadigen? Moet de kerk oproepen om zelfs alle adviezen van de overheid te volgen, wanneer deze bijvoorbeeld ingaan tegen het geweten en de overtuiging van deel van haar leden?
Herkomst van gezag
Na de Franse revolutie zou het gezag van staatshoofden vooral berusten op een “sociaal contract” met de burger. Dat is een soort stilzwijgende afspraak waarbij overheid en burger beide bepaalde rechten en plichten hebben, die min of meer met elkaar in evenwicht zijn. Onlangs schreef kamerlid Pieter Omtzigt nog een heel boek over dit onderwerp. Eén van de aanleidingen was de toeslagen-affaire. Daarin was het belang van de burger volledig uit het oog verloren, terwijl de burger wel de legitimatie van de macht heette te zijn. Ook de politieke tegenmacht (parlement en rechtspraak) had gefaald.
Hieraan zou ik de media, die te lang de overheid met rust hadden gelaten, nog kunnen toevoegen. Opvallend is dat Omtzigt, als één van de redenen voor het falen, de financiële belangen noemt die allerlei uitvoerende instanties hebben bij het te vriend houden van de overheid. Eigenlijk horen de media hier ook bij. Ook zijn er tal van internationale NGO’s die grote invloed op “ons” beleid hebben verkregen, zonder dat er een goede democratische basis of controle is.
Oude Testament
Ik wil echter niet te lang stilstaan bij de oorzaken van het niet meer goed werken van het sociale contract. Het gaat er meer om hoe wij ons moeten verhouden tot zo’n situatie, als die eenmaal is ontstaan. Daarbij is het wel van belang om vast te stellen dat de meeste christenen (zowel als joden en moslims) een heel andere legitimatie voor de overheid zien.
In het Oude Testament wordt beschreven hoe het volk van Israël eerst een theocratie is, met profeten, priesters en rechters. Als het volk om een koning vraagt (1 Samuel 8:5), dan ontraadt God dat ten zeerste, maar uiteindelijk stemt Hij onder protest toe. De legitimatie van de macht van de koning is dat God heeft toegestaan dat hij werd aangesteld. Dat het volk dit graag wilde, was geen sociaal contract. Ze wilden het alleen omdat andere volkeren ook een koning hadden. Ze overzagen niet welke gevolgen dit kon hebben, ook voor hun eigen vrijheid en voorspoed.
Vervolgens zien we goede en slechte koningen voorbij komen. Er is geen enkel verbod om zich tegen een slechte koning te verzetten. De profeten zijn zeer fel als een koning alleen op eigen gewin uit is en bepaalde ethische voorschriften veronachtzaamt. Dit kan bijvoorbeeld zijn door weduwen en wezen te bespotten en niet te ondersteunen. Zie o.a. Ezechiël 16:49. Een goede koning wordt daarentegen in het boek Psalmen behandeld als een symbool van God zelf en van de Messias. Naarmate hij het goede doet, is hij een afspiegeling van (maar nooit meer dan) God. Zo blijft het werkelijk gezag altijd berusten van God.
Nieuwe Testament
De bekendste tekst in dit verband is natuurlijk Romeinen 13:1-7. Hier schrijft Paulus o.a. “Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt… Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich dus tegen een instelling van God”. Bijbelgeleerde John C. O’Neill zei hierover in 1975 dat deze 7 verzen in de christelijke wereld meer ellende en lijden hebben veroorzaakt dan welke andere zeven verzen in het Nieuwe Testament dan ook. De kerk heeft zich erdoor geroepen gevoeld tirannen te steunen.
Het is echter onwaarschijnlijk dat Paulus niet heeft geweten van het voorwaardelijke gezag van de overheid, zoals hierboven beschreven. Hij erkent dat elk gezag zijn oorsprong vindt in God, maar beweert niet dat dit gezag altijd op juiste wijze wordt gebruikt. In een blog van de PThU wordt verder terecht opgemerkt dat het hier geen dogma betreft, maar een advies aan een specifieke groep christenen in Rome. Bovendien staat deze tekst in het praktische gedeelte van de brief (hoofdstukken 12 tot 15) en niet in het meer beschouwende deel (eerste 11). Paulus wilde blijkbaar vooral dat zijn zending niet in gevaar kwam door het nodeloos uitdagen van de romeinse overheid.
Diplomatiek, maar duidelijk
Als we de tekst beter bekijken vinden we nog veel meer aanwijzingen dat er sprake is van een specifieke situatie en niet van een algemeen voorschrift tot gehoorzaamheid en erkenning van gezag. Ik haal er twee aan. Er staat even verder “Wie doet wat goed is, heeft van de gezagsdragers niet te vrezen, alleen wie doet wat slecht is… Doe dan wat goed is en ze zal u prijzen.” Dit kan niet in zijn algemeenheid waar zijn, want er zijn in de geschiedenis genoeg goede daden gedaan die niettemin door de overheid zijn bestraft. Ook prijst de overheid niet iedereen die goed doet.
Ten tweede staat er nog een verwijzing naar het geweten: “U moet haar gezag dus erkennen, en niet alleen uit angst voor Gods toorn, maar ook omwille van uw geweten”. Als het gezag van de overheid altijd erkend zou moeten worden, zou het eigen geweten geen rol meer spelen. Omdat Paulus er toch naar verwijst, wil hij blijkbaar vooral waarschuwen tegen daden die zowel gericht zijn tegen de overheid als tegen het eigen geweten.
Toegift: Paulus eindigt met de oproep om iedereen te geven wat hem toekomt, “belasting aan wie u belasting verschuldigd bent, accijns aan wie u accijns verschuldigd bent, ontzag aan wie ontzag toekomt, eerbied aan wie eerbied toekomt”. Het viel mij op dat Paulus hier hetzelfde doet als Jezus toen Hem werd gevraagd of je (aan de romeinse bezetter) belasting moest betalen. Hij zei geen ja of nee, maar: “Geef de keizer wat des keizers is” (Marcus 12:13-17). Hierbij werd in het midden gelaten of de keizer er eigenlijk wel recht op had, dus ook of je echt wel verplicht was belasting te betalen. Daarbij moeten we ook nog bedenken dat de vraagstellers probeerden Jezus “een ongeoorloofde uitspraak te ontlokken”.
Het systeem zal zichzelf niet veranderen
Zowel bij Jezus als bij Paulus mogen we dus beslist geen absolute onderwerping aan de overheid veronderstellen, of een algemene oproep tot gehoorzaamheid. Bij alles wordt hoofdzakelijk verwezen naar “het goede” en naar het eigen geweten. Christenen worden opgeroepen rechtstreeks in contact te staan met de bron van alle gezag, door middel van hun geweten en de inwoning van de Heilige Geest. Dit gezag doet niet onder voor het gezag van een machthebber.
Wel kan het zijn dat wij (al of niet bewust) bepaalde bevoegdheden hebben afgestaan aan de overheid middels een sociaal contract. Maar dit contract moet ook ter discussie gesteld kunnen worden wanneer het in de ogen van één van de partijen de belangen van grote aantallen burgers (dit hoeft geen meerderheid te zijn) niet meer goed dient, of bepaalde ethische regels ernstig schendt. Denk hierbij ook aan grondrechten. Dat geldt des te meer in een democratie, waar het volk geacht wordt grote invloed te hebben.
Wanneer een democratie niet meer goed functioneert, is het helaas vaak niet mogelijk om binnen diezelfde, niet meer functionerende kaders, verandering te bewerkstelligen. Als christen gaan we dan nog steeds niet over tot geweld, maar we hoeven ons ook niet bij alles neer te leggen. Ook kerken hebben dan als (profetische) taak, meer dan ze nu doen, de overheid ter verantwoording te roepen.
Links en rechts
Maakt het nog verschil of de politiek links of rechts is? Helaas worden deze begrippen heel verschillend gebruikt en zijn ze ook aan verandering onderhevig. Als je “links” ziet als een politiek die veel voor haar burgers regelt en voorschrijft, dan heeft “rechts” tegenwoordig ook zulke kenmerken, nog even los van de vraag of dit altijd het gewenste resultaat heeft. En als je “rechts” ziet als een politiek die de belangen van het bedrijfsleven vooropstelt, dan laat “links” zich daar ook steeds meer door beïnvloeden. “Rechts” bedient steeds vaker alleen de grote bedrijven. En zulke verschuivingen zien we niet alleen in Nederland.
Het streven om overheden klein en overzichtelijk te houden en niet onnodig in te grijpen in het privé leven van mensen, zien we aan beide kanten van het politieke spectrum mislukken. In Nederland sprak men in de jaren negentig (en nog wel) over een terugtredende overheid. Dat betekende enerzijds wel “burger, zoek het zelf maar uit”, maar het betekende niet dat de regelzucht of de omvang van de overheid afnam.
Overheden oefenen ook steeds meer invloed uit via technologie en via in naam onafhankelijke organisaties, die aan de burger geen verantwoording hoeven af te leggen, zoals RIVM, OMT, NCTV en WEF, of zij laten zich daardoor beïnvloeden. Amnesty noemde de NCTV onlangs nog “een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie.
Tegen de burger wordt gezegd: de experts weten het beter. Dit terwijl een democratische overheid voornamelijk als taak heeft om de burger te vertegenwoordigen. Als andere thema’s de overhand krijgen, dreigen zowel linkse, rechtse als centrum-kiezers te worden gepasseerd. Een democratie houdt zich dan niet meer aan haar eigen uitgangspunt. In Mattheüs 12:25 zegt Jezus: Ieder koninkrijk dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder.
Anarchisme
Dit woord, dat letterlijk betekent “geen heerser”, staat voor kritiek op elk centraal gezag. Centraal gezag zou uiteindelijk altijd leiden tot onderdrukking. Het doet sterk denken aan Gods waarschuwing in het Oude Testament om geen koning aan te stellen. Overigens moet anarchisme niet worden verward met anarchie, dat chaos of wanorde betekent. De meeste anarchistische stromingen erkennen dat de productiemiddelen collectief bezit behoren te zijn en dat er kleine, zelfbesturende gemeenschappen nodig zijn, maar dan wel op basis van gelijkheid van de deelnemers.
In plaats van een vaag en niet-bindend “sociaal contract” dat gemakkelijk door de overheid kan worden geschonden, kunnen beter expliciete onderlinge afspraken worden gemaakt. Dit doet weliswaar een groot beroep op de persoonlijke bewustwording, maar zonder die bewustwording zou ook een democratie niet goed functioneren. Ook de eigen verantwoordelijkheid neemt toe. Ook dat is een goede zaak, want in een “democratie” is het te gemakkelijk om je te verschuilen achter politici. Sommige zaken die mensen voor zichzelf niet zouden kunnen verantwoorden, zoals het beginnen van een oorlog, kunnen ze nu laten uitvoeren door een gekozen overheid zonder zich er zelf schuldig over te voelen. Volgens anarchisten ben je altijd verantwoordelijk, ook wanneer je een slechte overheid kiest of niet in opstand komt tegen tirannie.
Raakvlakken
Er bestaan verschillende stromingen binnen het anarchisme, die verschillende maatschappijvormen voorstaan en/of verschillende thema’s benadrukken. Er bestaat ook een beweging van anarchistische christenen. Leo Tolstoy was een bekend voorbeeld, maar er zijn meerdere kopstukken. Alexandre Yannopoulos heeft een aantal boeken over dit onderwerp geschreven, waaronder een boek over de politieke ideeën van Tolstoy.
Op het eerste gezicht lijkt anarchisme strijdig met het christendom, omdat christenen wel een centraal gezag erkennen, namelijk dat van God. Dat betreft echter geen politiek gezag, maar een spiritueel en moreel gezag. Wanneer Christus, overigens naar goede joodse traditie, stelt dat de hele wet en de profeten “hangen aan” (een afgeleide zijn van) de twee grote geboden, heb God lief en je naaste zoals jezelf, dan is het duidelijk waar het gezag vandaan komt. Geen enkel gebod heeft gezag uit zichzelf, of omdat een menselijke autoriteit, al of niet gekozen, ervoor kiest.
Regels hebben alleen gezag voor zover ze te herleiden zijn tot de Liefde. En daarbij gaat het niet alleen om goede bedoelingen, maar om het daadwerkelijke belang van de ander. De ander zoveel mogelijk vrij laten is daarvan een belangrijk onderdeel. Wanneer Paulus stelt dat de overheid niet voor niets een zwaard draagt, bedoelt hij niet dat de overheid dat voor willekeurige doeleinden mag gebruiken. Het is alleen “door God” gegeven om concrete misdaden tegen te gaan en het individu te beschermen (Romeinen 13:3,4), niet om ons geweten te vervangen of zelf nadenken te ontmoedigen.
Varianten
Er zijn nog twee andere anarchistische stromingen die raakvlakken lijken te hebben met het Bijbelse christendom en daarom interessant zijn. Het eco-anarchisme stelt dat onderdrukking binnen de samenleving vaak gepaard gaat met doorgeslagen dominantie van de mens over de schepping. Machtige bedrijven, maar ook overheden kunnen de natuur gemakkelijk gaan beschouwen als een verdienmodel. Zelfs het woord “duurzaamheid” kan worden misbruikt om de natuur op nieuwe manieren uit te buiten. Dan is er het anarcho-pacifisme, dat volledige geweldloosheid voorstaat.
Het anarcho-kapitalisme komt volgens mij veel minder in aanmerking voor christenen. Deze stroming staat voor een volledig vrije markt zonder overheidsbemoeienis, maar lijkt niet in te zien dat dit evenzeer kan leiden tot te grote machtsconcentraties, zoals we in feite nu ook al zien bij onder andere de tech-bedrijven. Tot slot zetten christenen so-wie-so vraagtekens bij de maakbaarheid van de samenleving. Elke ideologie die niet duidelijk gebaseerd is op altruïstische morele en spirituele beginselen is gedoemd te mislukken, maar ook de “juiste” ideologie gaat ons niet redden. Redding is alleen te verwachten van Christus zelf, doordat Hij de God van liefde voor ons gestalte gaf.
Conclusie
Christelijk anarchisme heeft vanuit het geloof in een God van Liefde stevige kritiek op elke poging om elkaar te overheersen of onszelf over te leveren aan welke centrale menselijke autoriteit ook, vooral wanneer deze steeds meer beslissingen uit handen neemt. Dat laatste is door de menselijke hoogmoed echter bijna onvermijdelijk.
Christelijke anarchisten zien ook dat verandering niet ineens kan komen, of anders gepaard zou gaan met teveel fysiek geweld. Zij werken wel aan bewustwording van de nadelen van elke centrale macht en durven het daarmee grondig oneens te zijn. Misschien kunnen we ook wel niet zonder een vorm van centraal gezag, maar dan zou het veel meer gericht moeten zijn op bescherming tegen welke overheersing dan ook, met name ook tegen globalistische supermachten, manipulerende banken en allerlei vormen van subtiele propaganda.
Of we daadwerkelijk de staat kunnen hervormen, zoals de kerk heeft geprobeerd met christelijke partijen, is zeer twijfelachtig. Ook zulke partijen bleken niet altijd de juiste prioriteiten te hebben en gingen nogal eens mee in niet-christelijke ideologieën. Een systeem van binnenuit veranderen valt meestal niet mee. Welk kunnen wij onze stem blijven verheffen tegen elk onrecht dat we zien, ook en juist wanneer dit door de politiek wordt gefaciliteerd of veroorzaakt. Het laatste woord is aan onze enige Heer: “Ik heb jullie dit allemaal gezegd, zodat mijn vrede in jullie zou kunnen zijn. In de wereld lijden jullie verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33, NBG/BB).
Geef een reactie